Eva Roos is arts-onderzoeker en patholoog
in opleiding bij Amsterdam UMC
Foto: Mark Horn
n het ziekenhuis waar ik in de wachtkamer zit met mijn zwangere buik is het druk. Bij de hippe koffiebar staan clubjes jonge dokters. Ze drinken hun koffie uit meeneembekers en kletsen vrolijk met elkaar. Ik kijk naar hun voeten: klompen. Misschien anios Chirurgie of Interne geneeskunde. Ze zien eruit als reizigers die ieder moment op de Thalys kunnen stappen, vrolijk, met hun koffietje klaar voor de rit.
Mijn eigen anios-tijd ligt inmiddels alweer jaren achter me. In de tussentijd ben ik gepromoveerd, geswitcht van richting en nu inmiddels bijna klaar met de opleiding tot patholoog. Het leven als jonge dokter is alsof je in een trein stapt met steeds weer een volgende halte aan de horizon.
‘En? Hoe lang moet je nog?’ Het is een vraag die me de laatste tijd nogal vaak wordt gesteld. Die vraag slaat niet op mijn inmiddels vergevorderde zwangerschap. De eindhalte van de grote geneeskundetrein is namelijk bijna in zicht: het behalen van het C-briefje, het certificaat van medisch specialist.
In de geneeskunde gaat elke halte gepaard met een aantal hokjes die moeten worden afgevinkt. Een oudste coschap in het betreffende vak, een promotieonderzoek. Daardoor wen je aan het vooruitkijken naar steeds een volgende halte. Maar nu, met het grote hoofdstation in zicht, merk ik dat de volgende grote stap gaat om meer dan alleen hokjes en vinkjes. Het spoorboekje van de treinreis moeten we inruilen voor iets anders.
Een patholoog noemde het ooit een combinatie tussen schaken (bekend!) en bingo (help!).
Een gek moment in je carrière, al met al. De medische vakbladen en kranten staan met enige regelmaat vol met ‘de problematiek van de jonge klaren’: jonge specialisten die geen vaste plek kunnen vinden en hoppen van fellow-plek naar chef de clinique-functie en die soms het hele land doorreizen, niet zelden met het jonge gezin op sleeptouw. Het is niet voor elk specialisme even erg. Toch is vrijwel iedere laatstejaars aios die je vraagt naar zijn of haar toekomstplannen daar nog niet zo zeker van. Schaakideeën hebben we genoeg, maar mazzel met bingo, dát heb je niet altijd in de hand.
De jonge dokters bij de koffietent vertrekken weer naar de afdeling, ik kijk ze wat weemoedig na. Het was een bijzondere tijd, die treinreis. Nu is het – hopelijk met wat geluk – tijd voor het schaakbord.

Eva Roos is arts-onderzoeker en patholoog
in opleiding bij Amsterdam UMC
Foto: Mark Horn
n het ziekenhuis waar ik in de wachtkamer zit met mijn zwangere buik is het druk. Bij de hippe koffiebar staan clubjes jonge dokters. Ze drinken hun koffie uit meeneembekers en kletsen vrolijk met elkaar. Ik kijk naar hun voeten: klompen. Misschien anios Chirurgie of Interne geneeskunde. Ze zien eruit als reizigers die ieder moment op de Thalys kunnen stappen, vrolijk, met hun koffietje klaar voor de rit.
Mijn eigen anios-tijd ligt inmiddels alweer jaren achter me. In de tussentijd ben ik gepromoveerd, geswitcht van richting en nu inmiddels bijna klaar met de opleiding tot patholoog. Het leven als jonge dokter is alsof je in een trein stapt met steeds weer een volgende halte aan de horizon.
‘En? Hoe lang moet je nog?’ Het is een vraag die me de laatste tijd nogal vaak wordt gesteld. Die vraag slaat niet op mijn inmiddels vergevorderde zwangerschap. De eindhalte van de grote geneeskundetrein is namelijk bijna in zicht: het behalen van het C-briefje, het certificaat van medisch specialist.
In de geneeskunde gaat elke halte gepaard met een aantal hokjes die moeten worden afgevinkt. Een oudste coschap in het betreffende vak, een promotieonderzoek. Daardoor wen je aan het vooruitkijken naar steeds een volgende halte. Maar nu, met het grote hoofdstation in zicht, merk ik dat de volgende grote stap gaat om meer dan alleen hokjes en vinkjes. Het spoorboekje van de treinreis moeten we inruilen voor iets anders.
Een patholoog noemde het ooit een combinatie tussen schaken (bekend!) en bingo (help!).
Een gek moment in je carrière, al met al. De medische vakbladen en kranten staan met enige regelmaat vol met ‘de problematiek van de jonge klaren’: jonge specialisten die geen vaste plek kunnen vinden en hoppen van fellow-plek naar chef de clinique-functie en die soms het hele land doorreizen, niet zelden met het jonge gezin op sleeptouw. Het is niet voor elk specialisme even erg. Toch is vrijwel iedere laatstejaars aios die je vraagt naar zijn of haar toekomstplannen daar nog niet zo zeker van. Schaakideeën hebben we genoeg, maar mazzel met bingo, dát heb je niet altijd in de hand.
De jonge dokters bij de koffietent vertrekken weer naar de afdeling, ik kijk ze wat weemoedig na. Het was een bijzondere tijd, die treinreis. Nu is het – hopelijk met wat geluk – tijd voor het schaakbord.
