Joost Verhoeff in een Holobox tijdens zijn inaugurale rede.

5 vragen aan

Precisie met compassie
5 vragen aan

Technologische ontwikkelingen omarmen zonder menselijke zorg uit het oog te verliezen. Joost Verhoeff, afdelingshoofd Radiotherapie en recent benoemd tot hoogleraar, pleit ervoor in zijn oratie.
“Mijn hoogleraarschap is al geslaagd als collega's bij oncologische en AI-vraagstukken eerder aan radiotherapie denken.” 

Tekst: Wouter Scheepstra Foto: Jelle Draper

1

In uw oratie noemt u radiotherapie een relatief onbekend vakgebied. Wat bedoelt u daarmee? 

“Een op de twee mensen met kanker krijgt radiotherapie. Maar de meeste mensen die op onze afdeling komen, spreken ons aan met radio­loog – wat toch echt een ander vakgebied is. Een radioloog stelt diagnoses op basis van scans. Een radiotherapeut behandelt mensen met bestraling om kankercellen kapot te maken, zodat de tumor stopt. Blijkbaar lukt het ons als beroepsgroep niet om ons duidelijk te positioneren. Een bijkomend probleem is dat Wilhelm Röntgen nooit patent aanvroeg op zijn ontdekking van röntgenstralen rond 1900. Er is daardoor geen commerciële marketing van farmaceutische bedrijven, omdat ze met radiotherapie niet zo veel geld kunnen verdienen. Wat ook niet meehelpt voor onze zichtbaarheid, is dat de apparaten voor radiotherapie in zware bunkers staan. En die bevinden zich onderin het ziekenhuis. Als radiotherapeuten zitten we vaak een beetje weggestopt in de kelder.”

2

Hoe kunnen we AI omarmen en tegelijkertijd menselijke zorg bieden, zoals u bepleit? 

“Door AI blijft er juist tijd over voor direct patiëntencontact! Voordat we AI gebruikten, tekenden radiotherapeuten CT-scans en MRI-scans van patiënten met de hand in. Je keek naar een scan van een lichaam en trok lijnen om alle organen op alle plakjes van de scan. Met die dataset maakte je vervolgens een behandelplan voor de bestraling. Dat hele proces kostte per patiënt meer dan een dag. Met AI-ondersteuning duurt dit vijf à tien minuten. Het gaat zo snel dat we nu voor iedere bestraling een nieuw en aangepast plan kunnen maken. Waar we vroeger met één behandelplan alle bestralingen bij een patiënt moesten uitvoeren, kunnen we nu veel preciezer werken.

Ook met AI blijft de zorg menselijk. Ik verwacht dat de zorgmedewerker zich ontwikkelt tot een gids die een patiënt door het zorglandschap leidt. Er is altijd een medewerker die de patiënt uit de wachtkamer haalt en op het bestralingstoestel laat plaatsnemen. De ontwikkeling van AI gaat snel, maar strenge wet- en regelgeving remt de vooruitgang fors. De Albert Heijn leert van jouw bonuskaart precies wat voor artikelen je koopt en wat mensen kopen die op jou lijken. Maar in Europese ziekenhuizen zijn dit soort leerprocessen verboden. Om sneller vooruitgang te boeken, moeten we ge­pseudonimiseerde patiëntdata kunnen gebruiken om van te leren. Dat mag wel in Amerika en China. Maar je wilt bij deze ontwikkelingen niet afhankelijk zijn van een losgeslagen miljardair in dienst van een overheid.”

3

Over de privacywetgeving zei u in uw rede: ‘Bescherming van privacy is het voorrecht van de bevoorrechten, maar verhult onrecht en ongelijkheid van de minderbedeelden.’ Wat bedoelt u hiermee?

“Mogen we uw scans en uw gegevens in uw patiëntendossier gebruiken om van te leren? Dat vragen we aan alle patiënten die radiotherapie krijgen. En wat blijkt: mensen die toestemming geven voor medisch onderzoek leven gemiddeld langer door na bestraling. Dat betekent dat mensen die niet meedoen, korter leven. We willen natuurlijk dolgraag onderzoeken hoe dat komt, maar dat kan niet. Mensen hebben namelijk geen toestemming gegeven voor onderzoek. Dat is heel frustrerend. Als uit onderzoek bijvoorbeeld blijkt dat laaggeletterdheid een belangrijke reden is om niet mee te doen, dan kun je daar gericht actie op ondernemen. Privacywetgeving staat gelijke toegang tot de beste zorg in de weg.”

‘Door AI blijft er juist tijd over voor direct patiëntencontact’

4

Radiotherapie wordt in Nederland vooral gebruikt voor kankerbehandelingen, maar u zet zich ook in voor meer toepassingen buiten de oncologie. Kunt u daar voorbeelden van geven? 

“Wat sinds een paar jaar in studieverband gebeurt, is het bestralen van hartritmestoornissen. Als een cardioloog of elektrofysioloog deze behandeling uitvoert, wordt via de lies een slangetje ingebracht dat helemaal naar het hart wordt geleid. Daar worden dan stukjes hartspier weggebrand. Deze procedures duren doorgaans vier tot zes uur. Met radiotherapie brand je in een half uur dezelfde stukjes hartspier weg zodat de stoornis verdwijnt, zonder dat je iets in je lichaam krijgt.

Ook in de psychiatrie kan radiotherapie uitkomst bieden. Je kunt stukjes in de hersenen bestralen die obsessieve-compulsieve stoornissen (OCD) aanjagen. Hierdoor nemen mogelijk de klachten af. En er zijn ook signalen dat je met bestraling van de hersenen Alzheimer kan remmen.

Voor al deze toepassingen zijn grote studies nodig om de effectiviteit van radiotherapie te bewijzen. Voor het opzetten van zo'n trial voor radiotherapie is geld het grote probleem. Geen farmaceut is geïnteresseerd in radiotherapie als oplossing.”

5

Deze zomer start een pilot met een Holobox. Wat is dat en waar gebruikt u deze voor?

“Er worden twee identieke Holobox-cabines op onze afdelingen op locaties VUmc en AMC geplaatst. Als je met een collega wilt overleggen, neem je allebei plaats in de cabine op de eigen locatie. Je gesprekspartner wordt dan als een levensecht 3D-hologram geprojecteerd. Het geeft je echt het gevoel dat je samen in één ruimte zit. De Holobox is geen vervanging van persoonlijk contact, maar een waardevolle aanvulling. Je behoudt alle non-verbale communicatie die bij telefoontjes en e-mails verloren gaat. Ook bij videogesprekken mis je veel in de communicatie en dwaalt de aandacht vaak af. Als de pilot met collega's slaagt, zetten we de Holobox mogelijk ook in voor overleg met patiënten. Ik kan me goed voorstellen dat een patiënt uit Den Helder met bestralingsklachten niet meer helemaal naar Amsterdam UMC hoeft te reizen. Voor zo'n overleg van vijftien minuten kan deze patiënt plaatsnemen in een Holobox in het plaatselijke ziekenhuis. Je maakt de zorg zo efficiënter zonder aan menselijk contact in te boeten.

In de radiotherapie lopen we geregeld voorop als het gaat om nieuwe technologie en AI. Mijn hoogleraarschap is al geslaagd als collega's van andere afdelingen bij een oncologisch of AI-vraagstuk eerder aan radiotherapie denken.” Lachend: “Dat ze eerst even bij de nerds in de kelder aankloppen om te vragen of zij er al een idee over hebben. Want precisie met compassie: dat is ons specialisme.”

JANUS  •  populair-wetenschappelijk tijdschrift Amsterdam UMC 

Joost Verhoeff in een Holobox tijdens zijn inaugurale rede.

5 vragen aan

Precisie met compassie
5 vragen aan

Technologische ontwikkelingen omarmen zonder menselijke zorg uit het oog te verliezen. Joost Verhoeff, afdelingshoofd Radiotherapie en recent benoemd tot hoogleraar, pleit ervoor in zijn oratie.
“Mijn hoogleraarschap is al geslaagd als collega's bij oncologische en AI-vraagstukken eerder aan radiotherapie denken.” 

Deze zomer start een pilot met een Holobox. Wat is dat en waar gebruikt u deze voor?

“Er worden twee identieke Holobox-cabines op onze afdelingen op locaties VUmc en AMC geplaatst. Als je met een collega wilt overleggen, neem je allebei plaats in de cabine op de eigen locatie. Je gesprekspartner wordt dan als een levensecht 3D-hologram geprojecteerd. Het geeft je echt het gevoel dat je samen in één ruimte zit. De Holobox is geen vervanging van persoonlijk contact, maar een waardevolle aanvulling. Je behoudt alle non-verbale communicatie die bij telefoontjes en e-mails verloren gaat. Ook bij videogesprekken mis je veel in de communicatie en dwaalt de aandacht vaak af. Als de pilot met collega's slaagt, zetten we de Holobox mogelijk ook in voor overleg met patiënten. Ik kan me goed voorstellen dat een patiënt uit Den Helder met bestralingsklachten niet meer helemaal naar Amsterdam UMC hoeft te reizen. Voor zo'n overleg van vijftien minuten kan deze patiënt plaatsnemen in een Holobox in het plaatselijke ziekenhuis. Je maakt de zorg zo efficiënter zonder aan menselijk contact in te boeten.

In de radiotherapie lopen we geregeld voorop als het gaat om nieuwe technologie en AI. Mijn hoogleraarschap is al geslaagd als collega's van andere afdelingen bij een oncologisch of AI-vraagstuk eerder aan radiotherapie denken.” Lachend: “Dat ze eerst even bij de nerds in de kelder aankloppen om te vragen of zij er al een idee over hebben. Want precisie met compassie: dat is ons specialisme.”

Radiotherapie wordt in Nederland vooral gebruikt voor kankerbehandelingen, maar u zet zich ook in voor meer toepassingen buiten de oncologie. Kunt u daar voorbeelden van geven? 

“Wat sinds een paar jaar in studieverband gebeurt, is het bestralen van hartritmestoornissen. Als een cardioloog of elektrofysioloog deze behandeling uitvoert, wordt via de lies een slangetje ingebracht dat helemaal naar het hart wordt geleid. Daar worden dan stukjes hartspier weggebrand. Deze procedures duren doorgaans vier tot zes uur. Met radiotherapie brand je in een half uur dezelfde stukjes hartspier weg zodat de stoornis verdwijnt, zonder dat je iets in je lichaam krijgt.

Ook in de psychiatrie kan radiotherapie uitkomst bieden. Je kunt stukjes in de hersenen bestralen die obsessieve-compulsieve stoornissen (OCD) aanjagen. Hierdoor nemen mogelijk de klachten af. En er zijn ook signalen dat je met bestraling van de hersenen Alzheimer kan remmen.

Voor al deze toepassingen zijn grote studies nodig om de effectiviteit van radiotherapie te bewijzen. Voor het opzetten van zo'n trial voor radiotherapie is geld het grote probleem. Geen farmaceut is geïnteresseerd in radiotherapie als oplossing.”

‘Door AI blijft er juist tijd over voor direct patiëntencontact’

Over de privacywetgeving zei u in uw rede: ‘Bescherming van privacy is het voorrecht van de bevoorrechten, maar verhult onrecht en ongelijkheid van de minderbedeelden.’ Wat bedoelt u hiermee?

“Mogen we uw scans en uw gegevens in uw patiëntendossier gebruiken om van te leren? Dat vragen we aan alle patiënten die radiotherapie krijgen. En wat blijkt: mensen die toestemming geven voor medisch onderzoek leven gemiddeld langer door na bestraling. Dat betekent dat mensen die niet meedoen, korter leven. We willen natuurlijk dolgraag onderzoeken hoe dat komt, maar dat kan niet. Mensen hebben namelijk geen toestemming gegeven voor onderzoek. Dat is heel frustrerend. Als uit onderzoek bijvoorbeeld blijkt dat laaggeletterdheid een belangrijke reden is om niet mee te doen, dan kun je daar gericht actie op ondernemen. Privacywetgeving staat gelijke toegang tot de beste zorg in de weg.”

Hoe kunnen we AI omarmen en tegelijkertijd menselijke zorg bieden, zoals u bepleit? 

“Door AI blijft er juist tijd over voor direct patiëntencontact! Voordat we AI gebruikten, tekenden radiotherapeuten CT-scans en MRI-scans van patiënten met de hand in. Je keek naar een scan van een lichaam en trok lijnen om alle organen op alle plakjes van de scan. Met die dataset maakte je vervolgens een behandelplan voor de bestraling. Dat hele proces kostte per patiënt meer dan een dag. Met AI-ondersteuning duurt dit vijf à tien minuten. Het gaat zo snel dat we nu voor iedere bestraling een nieuw en aangepast plan kunnen maken. Waar we vroeger met één behandelplan alle bestralingen bij een patiënt moesten uitvoeren, kunnen we nu veel preciezer werken.

Ook met AI blijft de zorg menselijk. Ik verwacht dat de zorgmedewerker zich ontwikkelt tot een gids die een patiënt door het zorglandschap leidt. Er is altijd een medewerker die de patiënt uit de wachtkamer haalt en op het bestralingstoestel laat plaatsnemen. De ontwikkeling van AI gaat snel, maar strenge wet- en regelgeving remt de vooruitgang fors. De Albert Heijn leert van jouw bonuskaart precies wat voor artikelen je koopt en wat mensen kopen die op jou lijken. Maar in Europese ziekenhuizen zijn dit soort leerprocessen verboden. Om sneller vooruitgang te boeken, moeten we ge­pseudonimiseerde patiëntdata kunnen gebruiken om van te leren. Dat mag wel in Amerika en China. Maar je wilt bij deze ontwikkelingen niet afhankelijk zijn van een losgeslagen miljardair in dienst van een overheid.”

In uw oratie noemt u radiotherapie een relatief onbekend vakgebied. Wat bedoelt u daarmee? 

“Een op de twee mensen met kanker krijgt radiotherapie. Maar de meeste mensen die op onze afdeling komen, spreken ons aan met radio­loog – wat toch echt een ander vakgebied is. Een radioloog stelt diagnoses op basis van scans. Een radiotherapeut behandelt mensen met bestraling om kankercellen kapot te maken, zodat de tumor stopt. Blijkbaar lukt het ons als beroepsgroep niet om ons duidelijk te positioneren. Een bijkomend probleem is dat Wilhelm Röntgen nooit patent aanvroeg op zijn ontdekking van röntgenstralen rond 1900. Er is daardoor geen commerciële marketing van farmaceutische bedrijven, omdat ze met radiotherapie niet zo veel geld kunnen verdienen. Wat ook niet meehelpt voor onze zichtbaarheid, is dat de apparaten voor radiotherapie in zware bunkers staan. En die bevinden zich onderin het ziekenhuis. Als radiotherapeuten zitten we vaak een beetje weggestopt in de kelder.”

Tekst: Wouter Scheepstra Foto: Jelle Draper

JANUS • populair-wetenschappelijk tijdschrift
4
5
3
2
1