5 vragen aan

‘Verschil brengt beweging’
5 vragen aan

Kak Khee Yeung, de eerste vrouwelijke hoogleraar Vaatchirurgie in Nederland, wil af van zorg die blijft hangen in richtlijnen en gemiddelden. In haar oratie pleit ze voor meer ruimte voor precisie, gevoel en samenwerking. Omdat geen enkele patiënt hetzelfde is. 

Tekst: Caroline Wellink Foto: Mark Horn

1

In jouw oratie krijgt de Chinese kalligrafie van je vader een prominente plaats. Dat zal geen toeval zijn.  

“Kalligrafie gemaakt door mijn vader was voor mij de vanzelfsprekende opening van mijn inaugurele rede. De combinatie van deze Chinese schrijfkunst en Iedereen is anders, de titel van mijn betoog, vat samen waar ik vandaan kom én waar ik naartoe wil. Mijn ouders kwamen als jonge immigranten hierheen en spraken nauwelijks Nederlands. Zij kregen niet de kans om te studeren, maar droegen wel eerbied voor kennis en cultuur met zich mee. Dat heb ik van hen meegekregen. Iedereen is anders gaat ook over mijzelf. Ik ben vrouw, relatief jong, en ik val op binnen de vaatchirurgie – ik ben de eerste vrouwelijke hoogleraar zelfs. En het gaat over de patiënten die ik zie. We behandelen patiënten nu nog te vaak als één groep, terwijl een behandeling pas echt werkt als je kijkt naar het individu: wie is die patiënt, wat zijn de genen, hoe is de leefstijl, wat werkt wel of niet? Richtlijnen en onderzoek gaan uit van gemiddelden, maar juist daardoor slaan we de plank mis. Met mijn oratie wilde ik eer betonen aan mijn vader en uitdragen: als je accepteert dat iedereen anders is, kan dat de zorg beter maken.”

2

Je pleit hiermee voor meer maatwerk in jouw vakgebied. Wat vraagt dat van onze huidige omgang met richtlijnen?

“Het probleem met standaarden is dat ze zijn ontworpen voor een fictieve ‘gemiddelde patiënt’. En die bestaat niet. In de vaatchirurgie zie je dat bijvoorbeeld bij de behandeling van een abdominaal aorta-aneurysma: de richtlijn zegt ‘operatie overwegen bij 5,5 centimeter’, maar die grens is gebaseerd op onderzoek bij mannen. Vrouwen hebben vaak bij kleinere diameters al een hoger risico op scheuren. Bovendien zegt zo’n getal niets over de kans op een ruptuur, de levensverwachting of de voorgeschiedenis. In de praktijk kijken we natuurlijk al verder dan de richtlijnen. In multidisciplinair overleg bespreken we met radiologen, internisten en andere vaatchirurgen wat het beste is voor een patiënt, op basis van richtlijnen, maar ook van ervaring en klinisch inzicht. Wat ik wilde uitdragen met mijn oratie en in de praktijk wil laten zien: dit kan nog nauwkeuriger. Met betere data, slimmere modellen en meer oog voor het totaal­plaatje. Dan kun je beter voorspellen wat iemand nodig heeft, of juist niet. Want uiteindelijk gaat het niet om de richtlijn, maar om de vraag: wat heeft deze patiënt aan deze behandeling, is opereren wel zinnig? Met innovatieve technologie kunnen we heel nauwkeurig bepalen welk beleid de beste uitkomst gaat geven.”

3

In je rede vertelde je over digitale tweelingen en AI-modellen. Wat leveren die technieken concreet op voor artsen én patiënten in de spreekkamer?

“We verzamelen steeds meer gegevens over patiënten: genetische informatie, leefstijl, bloedwaarden, beeldvorming, medicatie, eerdere ziektes. In VASCUL-AID, een internationaal onderzoek dat ik leid, combineren we die data met AI om digitale tweelingen te bouwen. Dit zijn virtuele kopieën van echte patiënten. Daarmee kunnen we simuleren wat er gebeurt als we behandelen, of niets doen. Neem een patiënt met een aneurysma en twijfel over opereren. Waar vroeger werd besloten op basis van richtlijnen, beeldvorming en ervaring, maken we nu een gepersonaliseerd model dat groeirisico’s, scheurkans en behandelopties in kaart brengt. Zo’n model vervangt het klinisch oordeel niet, maar versterkt het. Het helpt artsen verbanden te zien die ze anders missen. En het maakt de afwegingen concreet en visueel voor de patiënt. Daardoor verandert ook het gesprek: de patiënt krijgt niet alleen een advies, maar ook inzicht in het waarom. Het doel van deze innovatieve technieken is niet om sneller te beslissen, maar om betere keuzes te maken. Want met het voeren van één behandelpad voor iedereen schieten we tekort.”

‘Met uitgaan van gemiddelden slaan we de plank mis’

4

Je zet techniek en data stevig op de kaart, maar je spreekt ook over gevoel en ambacht. Hoe gaan die werelden samen in jouw werk?  

“Mijn Chinese achtergrond speelt hierbij een grote rol. In de Chinese filosofie draait het om balans, om yin en yang. Dat beïnvloedt hoe ik naar geneeskunde kijk. Het is niet zwart-wit, het is niet alles of niets; het is zoeken naar een evenwicht. Tussen standaardisatie en individualisering, tussen techniek en gevoel, tussen wetenschap en wijsheid. Ook de kalligrafie van mijn vader is een metafoor. Kalligrafie vraagt ritme, aandacht, verfijning; net als chirurgie. Maar het gaat ook om overlevering, ambacht, leren van meesters. In die zin lijkt het op het leerproces in de medische wereld. Tegelijk wil ik niet alleen tradities volgen, maar ook vernieuwen. Daarom werk ik met technisch geneeskundigen, datawetenschappers, biologen; mensen die anders denken. Verschil brengt beweging. Ik geloof dat je de beste zorg levert als je verschillende perspectieven samenbrengt. Dus ja, mijn Aziatische achtergrond zit verweven in mijn werk. Niet als symbool, maar als onderstroom. Een andere manier van kijken, die balans en verschil waardeert.”

5

Wat hoop je dat mensen zal bijblijven van jouw oratie?

“Mijn droom is dat gepersonaliseerde zorg geen niche meer is, maar vanzelfsprekend. Dat artsen naar protocollen kijken, maar ook naar de mens die voor hen zit. Dat technologie geen angst oproept, maar vertrouwen schept, omdat het goed wordt uitgelegd, visueel gemaakt, en ingebed in de klinische praktijk. Ik hoop dat patiënten meer regie krijgen, beter geïnformeerd worden en samen met de arts keuzes maken die niet gebaseerd zijn op gemiddelden maar op hun eigen situatie. Ik hoop ook dat jonge onderzoekers en artsen de ruimte voelen om vragen te blijven stellen. Om kritisch te kijken naar wat hun leermeesters doen, en nieuwsgierig te zijn naar wat beter kan. Dat we ook meer artsen met diverse achtergrond hebben. Mijn werk is niet af als ik alleen maar publicaties achterlaat. Het is pas af als het ook echt iets verandert op de werkvloer, in hoe we denken, hoe we kiezen, hoe we samenwerken. Daarvoor is openheid nodig: voor data, voor nieuwe ideeën, voor elkaars verschillen. Ik daag collega’s, onderzoekers en studenten uit om die verschillen op te zoeken. In patiënten, in perspectieven, in elkaar. Als dat lukt, ben ik tevreden. Daarom eindigde ik mijn oratie met het woord ‘impact’. Want als het alleen bij mooie woorden blijft, verandert er niets. Maar als we het echt gaan doen, wordt Iedereen is anders het uitgangspunt van hoe we zorg verlenen.”

JANUS  •  populair-wetenschappelijk tijdschrift Amsterdam UMC 

5 vragen aan

‘Verschil brengt beweging’
5 vragen aan

Kak Khee Yeung, de eerste vrouwelijke hoogleraar Vaatchirurgie in Nederland, wil af van zorg die blijft hangen in richtlijnen en gemiddelden. In haar oratie pleit ze voor meer ruimte voor precisie, gevoel en samenwerking. Omdat geen enkele patiënt hetzelfde is. 

Wat hoop je dat mensen zal bijblijven van jouw oratie?

“Mijn droom is dat gepersonaliseerde zorg geen niche meer is, maar vanzelfsprekend. Dat artsen naar protocollen kijken, maar ook naar de mens die voor hen zit. Dat technologie geen angst oproept, maar vertrouwen schept, omdat het goed wordt uitgelegd, visueel gemaakt, en ingebed in de klinische praktijk. Ik hoop dat patiënten meer regie krijgen, beter geïnformeerd worden en samen met de arts keuzes maken die niet gebaseerd zijn op gemiddelden maar op hun eigen situatie. Ik hoop ook dat jonge onderzoekers en artsen de ruimte voelen om vragen te blijven stellen. Om kritisch te kijken naar wat hun leermeesters doen, en nieuwsgierig te zijn naar wat beter kan. Dat we ook meer artsen met diverse achtergrond hebben. Mijn werk is niet af als ik alleen maar publicaties achterlaat. Het is pas af als het ook echt iets verandert op de werkvloer, in hoe we denken, hoe we kiezen, hoe we samenwerken. Daarvoor is openheid nodig: voor data, voor nieuwe ideeën, voor elkaars verschillen. Ik daag collega’s, onderzoekers en studenten uit om die verschillen op te zoeken. In patiënten, in perspectieven, in elkaar. Als dat lukt, ben ik tevreden. Daarom eindigde ik mijn oratie met het woord ‘impact’. Want als het alleen bij mooie woorden blijft, verandert er niets. Maar als we het echt gaan doen, wordt Iedereen is anders het uitgangspunt van hoe we zorg verlenen.”

Je zet techniek en data stevig op de kaart, maar je spreekt ook over gevoel en ambacht. Hoe gaan die werelden samen in jouw werk?  

“Mijn Chinese achtergrond speelt hierbij een grote rol. In de Chinese filosofie draait het om balans, om yin en yang. Dat beïnvloedt hoe ik naar geneeskunde kijk. Het is niet zwart-wit, het is niet alles of niets; het is zoeken naar een evenwicht. Tussen standaardisatie en individualisering, tussen techniek en gevoel, tussen wetenschap en wijsheid. Ook de kalligrafie van mijn vader is een metafoor. Kalligrafie vraagt ritme, aandacht, verfijning; net als chirurgie. Maar het gaat ook om overlevering, ambacht, leren van meesters. In die zin lijkt het op het leerproces in de medische wereld. Tegelijk wil ik niet alleen tradities volgen, maar ook vernieuwen. Daarom werk ik met technisch geneeskundigen, datawetenschappers, biologen; mensen die anders denken. Verschil brengt beweging. Ik geloof dat je de beste zorg levert als je verschillende perspectieven samenbrengt. Dus ja, mijn Aziatische achtergrond zit verweven in mijn werk. Niet als symbool, maar als onderstroom. Een andere manier van kijken, die balans en verschil waardeert.”

‘Met uitgaan van gemiddelden slaan we de plank mis’

In je rede vertelde je over digitale tweelingen en AI-modellen. Wat leveren die technieken concreet op voor artsen én patiënten in de spreekkamer?

“We verzamelen steeds meer gegevens over patiënten: genetische informatie, leefstijl, bloedwaarden, beeldvorming, medicatie, eerdere ziektes. In VASCUL-AID, een internationaal onderzoek dat ik leid, combineren we die data met AI om digitale tweelingen te bouwen. Dit zijn virtuele kopieën van echte patiënten. Daarmee kunnen we simuleren wat er gebeurt als we behandelen, of niets doen. Neem een patiënt met een aneurysma en twijfel over opereren. Waar vroeger werd besloten op basis van richtlijnen, beeldvorming en ervaring, maken we nu een gepersonaliseerd model dat groeirisico’s, scheurkans en behandelopties in kaart brengt. Zo’n model vervangt het klinisch oordeel niet, maar versterkt het. Het helpt artsen verbanden te zien die ze anders missen. En het maakt de afwegingen concreet en visueel voor de patiënt. Daardoor verandert ook het gesprek: de patiënt krijgt niet alleen een advies, maar ook inzicht in het waarom. Het doel van deze innovatieve technieken is niet om sneller te beslissen, maar om betere keuzes te maken. Want met het voeren van één behandelpad voor iedereen schieten we tekort.”

Je pleit hiermee voor meer maatwerk in jouw vakgebied. Wat vraagt dat van onze huidige omgang met richtlijnen?

“Het probleem met standaarden is dat ze zijn ontworpen voor een fictieve ‘gemiddelde patiënt’. En die bestaat niet. In de vaatchirurgie zie je dat bijvoorbeeld bij de behandeling van een abdominaal aorta-aneurysma: de richtlijn zegt ‘operatie overwegen bij 5,5 centimeter’, maar die grens is gebaseerd op onderzoek bij mannen. Vrouwen hebben vaak bij kleinere diameters al een hoger risico op scheuren. Bovendien zegt zo’n getal niets over de kans op een ruptuur, de levensverwachting of de voorgeschiedenis. In de praktijk kijken we natuurlijk al verder dan de richtlijnen. In multidisciplinair overleg bespreken we met radiologen, internisten en andere vaatchirurgen wat het beste is voor een patiënt, op basis van richtlijnen, maar ook van ervaring en klinisch inzicht. Wat ik wilde uitdragen met mijn oratie en in de praktijk wil laten zien: dit kan nog nauwkeuriger. Met betere data, slimmere modellen en meer oog voor het totaal­plaatje. Dan kun je beter voorspellen wat iemand nodig heeft, of juist niet. Want uiteindelijk gaat het niet om de richtlijn, maar om de vraag: wat heeft deze patiënt aan deze behandeling, is opereren wel zinnig? Met innovatieve technologie kunnen we heel nauwkeurig bepalen welk beleid de beste uitkomst gaat geven.”

In jouw oratie krijgt de Chinese kalligrafie van je vader een prominente plaats. Dat zal geen toeval zijn.  

“Kalligrafie gemaakt door mijn vader was voor mij de vanzelfsprekende opening van mijn inaugurele rede. De combinatie van deze Chinese schrijfkunst en Iedereen is anders, de titel van mijn betoog, vat samen waar ik vandaan kom én waar ik naartoe wil. Mijn ouders kwamen als jonge immigranten hierheen en spraken nauwelijks Nederlands. Zij kregen niet de kans om te studeren, maar droegen wel eerbied voor kennis en cultuur met zich mee. Dat heb ik van hen meegekregen. Iedereen is anders gaat ook over mijzelf. Ik ben vrouw, relatief jong, en ik val op binnen de vaatchirurgie – ik ben de eerste vrouwelijke hoogleraar zelfs. En het gaat over de patiënten die ik zie. We behandelen patiënten nu nog te vaak als één groep, terwijl een behandeling pas echt werkt als je kijkt naar het individu: wie is die patiënt, wat zijn de genen, hoe is de leefstijl, wat werkt wel of niet? Richtlijnen en onderzoek gaan uit van gemiddelden, maar juist daardoor slaan we de plank mis. Met mijn oratie wilde ik eer betonen aan mijn vader en uitdragen: als je accepteert dat iedereen anders is, kan dat de zorg beter maken.”

Tekst: Caroline Wellink Foto: Mark Horn

JANUS • populair-wetenschappelijk tijdschrift
4
5
3
2
1