middenin de
maatschappij

‘A healthy future for all’: dat is de missie van Amsterdam UMC. De academische psychiatrie kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren, zegt afdelingshoofd Arne Popma. “Samen met andere partijen kunnen we een ecosysteem vormen dat de mentale volksgezondheid versterkt.” Een interview aan de hand van zes stellingen.
Tekst: Marleen Kamminga • Foto's: Martijn Gijsbertsen
‘Anderhalve eeuw geleden maakte de volksgezondheid een grote sprong voorwaarts dankzij collectieve inzet voor schoon drinkwater en riolering’
Popma: “De vergelijking tussen toen en nu spreekt me aan, omdat het gaat om het aangrijpen van het momentum om de leefomgeving te verbeteren voor een betere volksgezondheid. Destijds werd duidelijk dat infectieziektes een grote impact hadden op levensduur, levenskwaliteit en gezondheid in het algemeen. Er kwam een breed gedeeld besef dat het in gezamenlijkheid moest worden opgelost. Dat leidde tot investeringen in een omvangrijke publieke infrastructuur; dat systeem werkt tot op de dag van vandaag. Dat vinden we allang vanzelfsprekend, maar het heeft tot een grote en blijvende verbetering van de volksgezondheid geleid.
Inmiddels staan we voor een vergelijkbare uitdaging. In onze huidige leefomgeving zijn er andere grote problemen die de gezondheid beïnvloeden. Het hedendaagse ‘water en riool’ is dan bijvoorbeeld het aanpakken van roken en luchtvervuiling – denk aan de strijd van longarts Wanda de Kanter tegen de tabaksindustrie.
Toegespitst op mijn vakgebied, mentale gezondheid, is het complexer. Elke levensfase kent z’n specifieke risicofactoren voor mentale problemen vanuit de leefwereld, van gepest worden op school tot eenzaamheid onder ouderen. Daar is een veelomvattend plan voor nodig, met allerlei kleine onderdelen die tezamen bijdragen aan de mentale volksgezondheid.
Kortom: het ‘schoon drinkwater’ van nu betreft maatregelen die het leven van iedereen mentaal gezonder maken. Denk aan meer beleidsmatige aandacht voor welzijn, regelgeving die preventie bevordert of digitale hulpmiddelen die mensen de juiste hulp bieden precies op het moment dat ze het nodig hebben.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie veroorzaken mentale problemen in 2030 wereldwijd de grootste ziektelast. Ze beginnen vaak al vroeg in het leven en werken potentieel jarenlang door – in persoonlijk leed én hoge maatschappelijke kosten. Dus het raakt niet alleen individuen, maar de hele samenleving.”
‘De academische psychiatrie moet beter aansluiten bij de maatschappelijke actualiteit’
Popma: “De tijd is rijp om de mentale gezondheid collectief te bevorderen en beschermen, net zoals schoon drinkwater en riolering dat doen. Onze taak daarin als umc is het beschikbaar stellen van onze kennis over welke deeloplossingen uiteindelijk samen, op bevolkingsniveau, gezondheidsbevorderend zijn.
Daar is al heel veel kennis over. Ook in mijn vakgebied. De mentale volksgezondheid is er bijvoorbeeld enorm bij gebaat dat mensen niet te veel stress hebben over geld, dat ouders opvoedhulp kunnen krijgen, dat kinderen minder gepest worden op school, dat er voldoende sociale verbinding is, enzovoort. Door zulke zaken aan te pakken, wat mij betreft in een meerjarig nationaal programma, is er een enorme winst te boeken.
Dit is niet morgen opgelost en daarom moeten we nu gaan investeren. Om te beginnen in de jeugd, want driekwart van de problemen begint vóór het vijfentwintigste levensjaar. Investeren in de jeugd is investeren in de veerkracht van de toekomst.”

‘We zijn meer en meer aan het handelen als dat grote ecosysteem rondom mentale gezondheid’
Popma: “Ik zie drie uitdagingen. Ten eerste: de vragen oppakken die er leven. Hoe stellen we ons zó op dat we kennis ontwikkelen die relevant is voor de maatschappij? Ten tweede: deelnemen aan het maatschappelijk gesprek en kennis inbrengen – kennis die we uiteindelijk samen met de maatschappij ontwikkeld hebben. Ten derde: onze ogen en oren beter openhouden voor andere wetenschapsvelden en ervaringsdeskundigen. De psychiatrie raakt als vakgebied snel wat geïsoleerd, maar we zijn bepaald niet de enigen die verstand hebben van hoe je prettig leeft. Er komen heel interessante oplossingsrichtingen uit bijvoorbeeld de sociologie, de antropologie of de economie.
Natuurlijk is en blijft de psychiatrie er ook voor mensen met ernstige mentale problemen. Als umc blijven we voor hen onderzoek doen naar nieuwe behandelingen en zorgverbetering. We blijven mensen opvangen die een gevaar zijn voor zichzelf of de samenleving. Maar daarnaast moeten we samen met andere partijen veel meer gaan bijdragen aan de maatschappij als geheel: samen kunnen we een ecosysteem vormen dat de volksgezondheid versterkt.”
‘Wat wij als umc te doen hebben, is jongeren zelf vragen wat ze nodig hebben en onze kennis naar de juiste plekken brengen’
Popma: “Veel jongeren kampen met mentale problemen, maar ervaren drempels om hulp te zoeken. Ze vinden ons te ver weg, te oud, ze kunnen niet uit de voeten met onze vragenlijsten en intakeprocedures. Dus ploeteren ze alleen verder of ze staan op een wachtlijst. Daar moeten we verandering in brengen.
De samenleving is een ecosysteem waarin alles met elkaar samenhangt. Zorgen dat jongeren voldoende veerkracht hebben om het leven met al z’n ups en downs goed aan te kunnen, dat is een taak van het ecosysteem als geheel. Als psychiatrie zijn wij daar een gelijkwaardig maar specifiek onderdeel van. Dus ontwikkelen we samen met jongeren en andere partners interventies en initiatieven die aansluiten bij hún leefwereld. Denk aan laagdrempelige voorzieningen voor en door jongeren in hun eigen wijk. Of trainingen voor influencers die mentale gezondheid bespreekbaar maken op sociale media.
We moeten niet voor jongeren bedenken wat goed is, maar het hen zelf vragen en onze kennis dán inbrengen. En we moeten die kennis brengen naar de plekken waar ze wél komen: scholen, wijken, sportclubs, online platforms. Dat geldt trouwens breder: mensen willen een warme, betrokken psychiatrie mét specifieke wetenschappelijke kennis. Dat kunnen én moeten we zijn.”
‘Het is aan ons als umc om voorop te lopen in collectieve actie’
Popma: “Onze maatschappij heeft jarenlang zorgvuldig gebouwd aan rechten, zorg en bescherming van kwetsbare groepen en minderheden. Dat is een groot goed. Laten we waakzaam zijn dat dat niet wordt aangetast in het huidige geopolitieke klimaat. Ik zie het als onze plicht om ons als psychiaters te mengen in het debat en uit te leggen waarom uitsluiting en achterstelling funest zijn voor een mentaal gezonde samenleving.
De problemen zijn zichtbaar, het publieke bewustzijn groeit, er is meer kennis dan ooit. Nieuwe samenwerkingen tussen zorg en samenleving laten zien dat het anders kan. Dit is hét moment om de vele kansen te benutten om ons te verbinden met de maatschappij.”
‘We willen graag liefdevolle psychiatrie bieden’
Popma: “Een voorwaarde voor goede zorg is dat mensen zich gehoord en gezien weten, dat ze voelen dat er oprechte aandacht is. Het woord ‘liefdevol’ vat dat naar mijn idee goed samen. Het betreft niet alleen onze zorgverlening, maar ook ons wetenschappelijk onderzoek. Wij kunnen met wetenschappelijke argumenten opkomen voor kwetsbare groepen.
We proberen ook steeds meer onze opleiding en ons onderwijs zo in te richten dat de psychiaters van de toekomst deze maatschappelijke blik in hun denken over het vak meenemen. En andersom: studenten leren ons veel over de leefwereld van jongeren vandaag.
Die aspecten samenbrengen – liefdevol zijn én kennis ontwikkelen – zie ik als onze meerwaarde. Zorgen dat mensen zich gehoord weten én nieuwe kennis en evidentie inzetten voor goede zorgverlening. We gaan samenwerkingen aan om die kennis op de juiste plek in te zetten. Dat is hoe de psychiatrie liefdevol en wetenschappelijk midden in de maatschappij kan staan.” •
De stellingen zijn quotes van Arne Popma, ontleend aan een bijdrage die hij schreef voor het Nederlands Tijdschrift voor Psychiatrie en aan een interview in patiëntenmagazine Amsterdam UMC In Praktijk.
middenin de
maatschappij

‘A healthy future for all’: dat is de missie van Amsterdam UMC. De academische psychiatrie kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren, zegt afdelingshoofd Arne Popma. “Samen met andere partijen kunnen we een ecosysteem vormen dat de mentale volksgezondheid versterkt.” Een interview aan de hand van zes stellingen.
Tekst: Marleen Kamminga • Foto's: Martijn Gijsbertsen
‘Anderhalve eeuw geleden maakte de volksgezondheid een grote sprong voorwaarts dankzij collectieve inzet voor schoon drinkwater en riolering’
Popma: “De vergelijking tussen toen en nu spreekt me aan, omdat het gaat om het aangrijpen van het momentum om de leefomgeving te verbeteren voor een betere volksgezondheid. Destijds werd duidelijk dat infectieziektes een grote impact hadden op levensduur, levenskwaliteit en gezondheid in het algemeen. Er kwam een breed gedeeld besef dat het in gezamenlijkheid moest worden opgelost. Dat leidde tot investeringen in een omvangrijke publieke infrastructuur; dat systeem werkt tot op de dag van vandaag. Dat vinden we allang vanzelfsprekend, maar het heeft tot een grote en blijvende verbetering van de volksgezondheid geleid.
Inmiddels staan we voor een vergelijkbare uitdaging. In onze huidige leefomgeving zijn er andere grote problemen die de gezondheid beïnvloeden. Het hedendaagse ‘water en riool’ is dan bijvoorbeeld het aanpakken van roken en luchtvervuiling – denk aan de strijd van longarts Wanda de Kanter tegen de tabaksindustrie.
Toegespitst op mijn vakgebied, mentale gezondheid, is het complexer. Elke levensfase kent z’n specifieke risicofactoren voor mentale problemen vanuit de leefwereld, van gepest worden op school tot eenzaamheid onder ouderen. Daar is een veelomvattend plan voor nodig, met allerlei kleine onderdelen die tezamen bijdragen aan de mentale volksgezondheid.
Kortom: het ‘schoon drinkwater’ van nu betreft maatregelen die het leven van iedereen mentaal gezonder maken. Denk aan meer beleidsmatige aandacht voor welzijn, regelgeving die preventie bevordert of digitale hulpmiddelen die mensen de juiste hulp bieden precies op het moment dat ze het nodig hebben.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie veroorzaken mentale problemen in 2030 wereldwijd de grootste ziektelast. Ze beginnen vaak al vroeg in het leven en werken potentieel jarenlang door – in persoonlijk leed én hoge maatschappelijke kosten. Dus het raakt niet alleen individuen, maar de hele samenleving.”
‘De academische psychiatrie moet beter aansluiten bij de maatschappelijke actualiteit’
Popma: “De tijd is rijp om de mentale gezondheid collectief te bevorderen en beschermen, net zoals schoon drinkwater en riolering dat doen. Onze taak daarin als umc is het beschikbaar stellen van onze kennis over welke deeloplossingen uiteindelijk samen, op bevolkingsniveau, gezondheidsbevorderend zijn.
Daar is al heel veel kennis over. Ook in mijn vakgebied. De mentale volksgezondheid is er bijvoorbeeld enorm bij gebaat dat mensen niet te veel stress hebben over geld, dat ouders opvoedhulp kunnen krijgen, dat kinderen minder gepest worden op school, dat er voldoende sociale verbinding is, enzovoort. Door zulke zaken aan te pakken, wat mij betreft in een meerjarig nationaal programma, is er een enorme winst te boeken.
Dit is niet morgen opgelost en daarom moeten we nu gaan investeren. Om te beginnen in de jeugd, want driekwart van de problemen begint vóór het vijfentwintigste levensjaar. Investeren in de jeugd is investeren in de veerkracht van de toekomst.”
‘We zijn meer en meer aan het handelen als dat grote ecosysteem rondom mentale gezondheid’
Popma: “Ik zie drie uitdagingen. Ten eerste: de vragen oppakken die er leven. Hoe stellen we ons zó op dat we kennis ontwikkelen die relevant is voor de maatschappij? Ten tweede: deelnemen aan het maatschappelijk gesprek en kennis inbrengen – kennis die we uiteindelijk samen met de maatschappij ontwikkeld hebben. Ten derde: onze ogen en oren beter openhouden voor andere wetenschapsvelden en ervaringsdeskundigen. De psychiatrie raakt als vakgebied snel wat geïsoleerd, maar we zijn bepaald niet de enigen die verstand hebben van hoe je prettig leeft. Er komen heel interessante oplossingsrichtingen uit bijvoorbeeld de sociologie, de antropologie of de economie.
Natuurlijk is en blijft de psychiatrie er ook voor mensen met ernstige mentale problemen. Als umc blijven we voor hen onderzoek doen naar nieuwe behandelingen en zorgverbetering. We blijven mensen opvangen die een gevaar zijn voor zichzelf of de samenleving. Maar daarnaast moeten we samen met andere partijen veel meer gaan bijdragen aan de maatschappij als geheel: samen kunnen we een ecosysteem vormen dat de volksgezondheid versterkt.”

De stellingen zijn quotes van Arne Popma, ontleend aan een bijdrage die hij schreef voor het Nederlands Tijdschrift voor Psychiatrie en aan een interview in patiëntenmagazine Amsterdam UMC In Praktijk.
‘Wat wij als umc te doen hebben, is jongeren zelf vragen wat ze nodig hebben en onze kennis naar de juiste plekken brengen’
Popma: “Veel jongeren kampen met mentale problemen, maar ervaren drempels om hulp te zoeken. Ze vinden ons te ver weg, te oud, ze kunnen niet uit de voeten met onze vragenlijsten en intakeprocedures. Dus ploeteren ze alleen verder of ze staan op een wachtlijst. Daar moeten we verandering in brengen.
De samenleving is een ecosysteem waarin alles met elkaar samenhangt. Zorgen dat jongeren voldoende veerkracht hebben om het leven met al z’n ups en downs goed aan te kunnen, dat is een taak van het ecosysteem als geheel. Als psychiatrie zijn wij daar een gelijkwaardig maar specifiek onderdeel van. Dus ontwikkelen we samen met jongeren en andere partners interventies en initiatieven die aansluiten bij hún leefwereld. Denk aan laagdrempelige voorzieningen voor en door jongeren in hun eigen wijk. Of trainingen voor influencers die mentale gezondheid bespreekbaar maken op sociale media.
We moeten niet voor jongeren bedenken wat goed is, maar het hen zelf vragen en onze kennis dán inbrengen. En we moeten die kennis brengen naar de plekken waar ze wél komen: scholen, wijken, sportclubs, online platforms. Dat geldt trouwens breder: mensen willen een warme, betrokken psychiatrie mét specifieke wetenschappelijke kennis. Dat kunnen én moeten we zijn.”
‘Het is aan ons als umc om voorop te lopen in collectieve actie’
Popma: “Onze maatschappij heeft jarenlang zorgvuldig gebouwd aan rechten, zorg en bescherming van kwetsbare groepen en minderheden. Dat is een groot goed. Laten we waakzaam zijn dat dat niet wordt aangetast in het huidige geopolitieke klimaat. Ik zie het als onze plicht om ons als psychiaters te mengen in het debat en uit te leggen waarom uitsluiting en achterstelling funest zijn voor een mentaal gezonde samenleving.
De problemen zijn zichtbaar, het publieke bewustzijn groeit, er is meer kennis dan ooit. Nieuwe samenwerkingen tussen zorg en samenleving laten zien dat het anders kan. Dit is hét moment om de vele kansen te benutten om ons te verbinden met de maatschappij.”
‘We willen graag liefdevolle psychiatrie bieden’
Popma: “Een voorwaarde voor goede zorg is dat mensen zich gehoord en gezien weten, dat ze voelen dat er oprechte aandacht is. Het woord ‘liefdevol’ vat dat naar mijn idee goed samen. Het betreft niet alleen onze zorgverlening, maar ook ons wetenschappelijk onderzoek. Wij kunnen met wetenschappelijke argumenten opkomen voor kwetsbare groepen.
We proberen ook steeds meer onze opleiding en ons onderwijs zo in te richten dat de psychiaters van de toekomst deze maatschappelijke blik in hun denken over het vak meenemen. En andersom: studenten leren ons veel over de leefwereld van jongeren vandaag.
Die aspecten samenbrengen – liefdevol zijn én kennis ontwikkelen – zie ik als onze meerwaarde. Zorgen dat mensen zich gehoord weten én nieuwe kennis en evidentie inzetten voor goede zorgverlening. We gaan samenwerkingen aan om die kennis op de juiste plek in te zetten. Dat is hoe de psychiatrie liefdevol en wetenschappelijk midden in de maatschappij kan staan.” •