Het opleidersteam (v.l.n.r.): Hans Smit (docent HvA), Jonathan Leegwater (docent ROC), Ilse Betjes (docent InHolland) en Daphne Vogel (onderzoeker).
starten
met de stage

Om studenten verpleegkunde beter voor te bereiden op hun stage, hebben enkele onderwijsinstellingen in Noord-Holland samen met de zorgpraktijk simulatieonderwijs ontwikkeld. Bijzonder is de inzet van zeer geavanceerde simulatiepoppen. Uit een kleinschalig onderzoek blijkt dat deze interactieve aanpak studenten gemotiveerder maakt en meer zelfvertrouwen geeft.
Tekst: John Ekkelboom • Foto's: Jeroen Veltman
oor de hoge werkdruk in de gezondheidszorg is het vaak moeilijk om studenten verpleegkunde de gewenste begeleiding te bieden tijdens hun praktijkstage. Daardoor is er ook een tekort aan stageplaatsen. Sigra, een regionaal samenwerkingsverband van zo’n 150 organisaties in zorg en welzijn, besloot samen met Hogeschool Inholland, Hogeschool van Amsterdam en ROC van Amsterdam simulatie-onderwijs te ontwikkelen om studenten beter voor te bereiden op hun stage. Een gedegen voorbereiding kan immers de praktijk ook ontlasten.
Levensecht
Binnen dat simulatieonderwijs wordt gebruik-gemaakt van zeer geavanceerde poppen, legt projectleider Daphne Vogel uit. Zij is senior onderzoeker voor zorgonderwijs bij Hogeschool Inholland, gepromoveerd arts en onderwijskundige. “Deze levensechte poppen kunnen ademhalen en met de ogen knipperen, ze hebben een hartslag en bloeddruk en ze kunnen – aangestuurd door de docent – ook spreken. Je kunt ze vooraf programmeren met een ziektebeeld. Stel dat je kiest voor een hartinfarct, dan kun je leren reanimeren. Binnen het onderwijs worden deze dure natuurgetrouwe poppen nauwelijks gebruikt. Wij hebben docenten getraind om ze in te zetten in een lesprogramma. Het is een ander soort les die andere vaardigheden van hen vereist.”
'Je weet wat je moet doen als een situatie zich voordoet. Die voorkennis zit in een laatje in je hoofd'
Meer gemotiveerd
Onder leiding van Vogel is op kleine schaal gekeken wat het effect is van dit simulatieonderwijs. Van elk van de drie deelnemende onderwijsinstellingen – twee op hbo- en een op mbo-niveau – kozen de onderzoekers één klas uit. Vervolgens werd iedere klas willekeurig opgedeeld in twee groepen. De ene groep studenten kreeg drie sessies simulatieonderwijs met verschillende zorgscenario’s en de andere het reguliere onderwijs. Vogel en collega’s keken op basis van vragenlijsten tijdens drie meetmomenten naar de intrinsieke motivatie en naar de mate van vertrouwen in het eigen kunnen, ook wel zelfeffectiviteit genoemd, van de ruim veertig deelnemende studenten.
De ingevulde vragenlijsten tonen aan dat de studenten uit de simulatiegroep meer gemotiveerd zijn en zich beter voorbereid voelen op een stage dan de controlegroep. Wat zelfeffectiviteit betreft waren er nauwelijks verschillen. Naderhand zijn interviews afgenomen onder een aantal deelnemers en deze studenten waren unaniem dat het simulatieonderwijs zeker helpt op het gebied van zelfvertrouwen. Zo vertelde een student: “Je hebt er heel erg veel aan omdat je simpelweg weet wat je moet doen als een bepaalde situatie zich voordoet. Die voorkennis zit in een laatje in je hoofd.” De interviews gaven een completer beeld, zegt Vogel: “Een vragenlijst reflecteert niet volledig wat mensen voelen en ervaren.”

De studenten oefenen hun vaardigheden op een geavanceerde, levensechte pop.
Inbedden in curriculum
De onderzoekers wilden ook weten of studenten die wel of geen simulatieopleiding hadden genoten, anders functioneerden tijdens hun stage. Daartoe interviewden ze enkele praktijkopleiders van zorginstellingen. Zij zagen geen verschil, maar gaven wel aan te geloven in de toegevoegde waarde van deze nieuwe aanpak. Evenals de studenten gaven ze meteen ook een aanzet tot verbetering. “Iedereen vindt drie sessies veel te weinig”, vat Vogel samen. “Het simulatieonderwijs zou veel uitgebreider in het curriculum moeten zitten. In de literatuur vinden we ook dat zo’n inbedding effectiever werkt.”
Vogel wil onderzoeken of het frequenter aanbieden van simulatieonderwijs nadrukkelijker het gewenste effect sorteert. Daarvoor heeft ze subsidie aangevraagd bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek, het NRO.
“In Engeland is na de Brexit besloten om het praktijkonderwijs voor verpleegkundigen voor een groot deel te vervangen door simulatieonderwijs. Ik denk dat wij ook die kant op moeten. Bovendien is het belangrijk dat de werkvloer eveneens gaat oefenen met de simulatiepoppen, waarvan dan ook studenten weer gebruik kunnen maken tijdens hun stage. Amsterdam UMC, dat ook betrokken is bij het regionaal initiatief Anders Opleiden, heeft er al enkele aangeschaft. Zo krijg je een mooi samenspel tussen onderwijs en praktijk.” •
De studenten oefenen hun vaardigheden op een geavanceerde, levensechte pop.
starten
met de stage


Het opleidersteam (v.l.n.r.): Hans Smit (docent HvA), Jonathan Leegwater (docent ROC), Ilse Betjes (docent InHolland) en Daphne Vogel (onderzoeker).
Om studenten verpleegkunde beter voor te bereiden op hun stage, hebben enkele onderwijsinstellingen in Noord-Holland samen met de zorgpraktijk simulatieonderwijs ontwikkeld. Bijzonder is de inzet van zeer geavanceerde simulatiepoppen. Uit een kleinschalig onderzoek blijkt dat deze interactieve aanpak studenten gemotiveerder maakt en meer zelfvertrouwen geeft.
Tekst: John Ekkelboom • Foto's: Jeroen Veltman
oor de hoge werkdruk in de gezondheidszorg is het vaak moeilijk om studenten verpleegkunde de gewenste begeleiding te bieden tijdens hun praktijkstage. Daardoor is er ook een tekort aan stageplaatsen. Sigra, een regionaal samenwerkingsverband van zo’n 150 organisaties in zorg en welzijn, besloot samen met Hogeschool Inholland, Hogeschool van Amsterdam en ROC van Amsterdam simulatie-onderwijs te ontwikkelen om studenten beter voor te bereiden op hun stage. Een gedegen voorbereiding kan immers de praktijk ook ontlasten.
Levensecht
Binnen dat simulatieonderwijs wordt gebruik-gemaakt van zeer geavanceerde poppen, legt projectleider Daphne Vogel uit. Zij is senior onderzoeker voor zorgonderwijs bij Hogeschool Inholland, gepromoveerd arts en onderwijskundige. “Deze levensechte poppen kunnen ademhalen en met de ogen knipperen, ze hebben een hartslag en bloeddruk en ze kunnen – aangestuurd door de docent – ook spreken. Je kunt ze vooraf programmeren met een ziektebeeld. Stel dat je kiest voor een hartinfarct, dan kun je leren reanimeren. Binnen het onderwijs worden deze dure natuurgetrouwe poppen nauwelijks gebruikt. Wij hebben docenten getraind om ze in te zetten in een lesprogramma. Het is een ander soort les die andere vaardigheden van hen vereist.”
'Je weet wat je moet doen als een situatie zich voordoet. Die voorkennis zit in een laatje in je hoofd'
Meer gemotiveerd
Onder leiding van Vogel is op kleine schaal gekeken wat het effect is van dit simulatieonderwijs. Van elk van de drie deelnemende onderwijsinstellingen – twee op hbo- en een op mbo-niveau – kozen de onderzoekers één klas uit. Vervolgens werd iedere klas willekeurig opgedeeld in twee groepen. De ene groep studenten kreeg drie sessies simulatieonderwijs met verschillende zorgscenario’s en de andere het reguliere onderwijs. Vogel en collega’s keken op basis van vragenlijsten tijdens drie meetmomenten naar de intrinsieke motivatie en naar de mate van vertrouwen in het eigen kunnen, ook wel zelfeffectiviteit genoemd, van de ruim veertig deelnemende studenten.
De ingevulde vragenlijsten tonen aan dat de studenten uit de simulatiegroep meer gemotiveerd zijn en zich beter voorbereid voelen op een stage dan de controlegroep. Wat zelfeffectiviteit betreft waren er nauwelijks verschillen. Naderhand zijn interviews afgenomen onder een aantal deelnemers en deze studenten waren unaniem dat het simulatieonderwijs zeker helpt op het gebied van zelfvertrouwen. Zo vertelde een student: “Je hebt er heel erg veel aan omdat je simpelweg weet wat je moet doen als een bepaalde situatie zich voordoet. Die voorkennis zit in een laatje in je hoofd.” De interviews gaven een completer beeld, zegt Vogel: “Een vragenlijst reflecteert niet volledig wat mensen voelen en ervaren.”
Inbedden in curriculum
De onderzoekers wilden ook weten of studenten die wel of geen simulatieopleiding hadden genoten, anders functioneerden tijdens hun stage. Daartoe interviewden ze enkele praktijkopleiders van zorginstellingen. Zij zagen geen verschil, maar gaven wel aan te geloven in de toegevoegde waarde van deze nieuwe aanpak. Evenals de studenten gaven ze meteen ook een aanzet tot verbetering. “Iedereen vindt drie sessies veel te weinig”, vat Vogel samen. “Het simulatieonderwijs zou veel uitgebreider in het curriculum moeten zitten. In de literatuur vinden we ook dat zo’n inbedding effectiever werkt.”
Vogel wil onderzoeken of het frequenter aanbieden van simulatieonderwijs nadrukkelijker het gewenste effect sorteert. Daarvoor heeft ze subsidie aangevraagd bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek, het NRO.
“In Engeland is na de Brexit besloten om het praktijkonderwijs voor verpleegkundigen voor een groot deel te vervangen door simulatieonderwijs. Ik denk dat wij ook die kant op moeten. Bovendien is het belangrijk dat de werkvloer eveneens gaat oefenen met de simulatiepoppen, waarvan dan ook studenten weer gebruik kunnen maken tijdens hun stage. Amsterdam UMC, dat ook betrokken is bij het regionaal initiatief Anders Opleiden, heeft er al enkele aangeschaft. Zo krijg je een mooi samenspel tussen onderwijs en praktijk.” •