Het maatschappelijke debat over het koloniale verleden en de slavernij raakt ook de wetenschap. Daarom heeft de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW) een onderzoek ingesteld naar haar eigen rol hierin. Dit wordt geleid door Laurens de Rooy, directeur en curator van het anatomische museum Vrolik in Amsterdam UMC: “We moeten kritisch naar onszelf kijken.”
Tekst: Sandra Smets • Foto's: Mark Horn
p zich is Museum Vrolik een prachtige tijdscapsule uit de 19e eeuw”, zegt wetenschapshistoricus De Rooy. “Het startte rond 1800 als privécollectie van vader en zoon Vrolik. Maar die 19e-eeuwse basis heeft een keerzijde. Acht procent van de collectie bestaat uit geracialiseerde menselijke resten, vooral schedels – merendeels uit Indonesië, het voormalig Nederlands-Indië. Die kun je niet tentoonstellen, daar moet je onderzoek naar doen en daar moet je over in gesprek gaan met herkomstgemeenschappen.”
Vergelijkbaar onderzoek doet De Rooy sinds september als projectleider van het consortium Koloniale Macht & Kennis. “Toen ik eind vorig jaar over deze onderzoekswens hoorde, was ik meteen geïnteresseerd. Tussen Museum Vrolik en haar grondleggers enerzijds en de KNAW anderzijds bestaan dwarsbestanden, die samenhangen met ideeën over ras en het verzamelen van menselijke resten uit koloniale context.”
Waarom wilde de KNAW dit onderzoek?
Laurens de Rooy: “De KNAW beschouwt zich als de nationale hoeder van de wetenschap in Nederland. Dan is het ook van belang kritisch naar jezelf kijken. Hoe heeft het koloniale verleden de wetenschap en de opvatting over goede wetenschap – tot vandaag de dag nog – mede bepaald? Het onderzoek startte in september. Een meerstemmig perspectief is hierbij een belangrijk uitgangspunt. We merken dat er vanuit bijvoorbeeld Zuid-Afrika, Indonesië, de Antillen en Suriname zeer veel belangstelling is, ook voor de kwetsbare en open opstelling van de KNAW hierin.”
Wat is de hoofdvraag?
“Hoe hebben de KNAW en haar voorganger, in de context van kolonialisme en slavernijpraktijken, bijgedragen aan de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis – en hoe gaan we om met de hedendaagse nationale en internationale impact daarvan? Daaronder hangen deelvragen, bijvoorbeeld over de rol van het verzamelen van culturele objecten, wetenschappelijke specimens en menselijke resten. Hoe spraken wetenschappers binnen de KNAW hierover met elkaar? Het gaat bijvoorbeeld ook over hiërarchische opvattingen over ‘mensenrassen’ bij het uitsluiten van mensen en hun kennis. En welke rol speelde gewin, status of macht bij wetenschappelijke expedities in de koloniën?”
Laurens de Rooy met in de kast het grote skelet van de leeuw in Museum Vrolik: “Dit skelet was ooit in bezit van Lodewijk Napoleon, koning van Holland tussen 1806 en 1810. Lodewijk richtte het Koninklijk Instituut voor Wetenschap, Letterkunde en Schone kunsten op, de voorloper van de KNAW. Gerard Vrolik werd hiervan de secretaris. Lodewijk schonk het leeuwenskelet aan Gerard Vrolik voor diens Museum Vrolikianum.”
Hoe is Museum Vrolik hierin een casus?
“Vader en zoon Vrolik waren allebei hoogleraar Geneeskunde met belangrijke posities in de wetenschap en cultuur rond 1800. Als secretarissen van de KNAW en de voorloper ervan, hielden ze zich bezig met het dagelijkse reilen en zeilen en onderhielden ze contacten met leden. Sommige leden waren correspondent-lid in Suriname, in West-Bengalen oftewel India, en in Batavia – nu Jakarta – en leverden geracialiseerde schedels voor de privécollectie van de Vroliks.”
Kun je die rol van de Vroliks neutraal en onafhankelijk onderzoeken, als onderzoeksleider en tegelijk ook conservator van museum Vrolik?
“Ik zou me daarin niet anders opstellen dan een andere onderzoeker en deze verhaallijn kritisch tegen het daglicht houden. Het is een voordeel dat we nauw samenwerken als onderzoeksteam. Ik kan me voorstellen dat er gezegd wordt: ‘Het is handig als iemand anders dit aspect onderzoekt’. Daarnaast wordt ons onderzoek begeleid door een onafhankelijke adviescommissie die dit soort zaken toetst.”
Wie nemen deel aan het team en hoe gaat het onderzoek in zijn werk?
“We hebben een interdisciplinair team van zeven leden met internationale netwerken. Sadiah Boonstra, in Jakarta, en Caroline Drieënhuizen zijn cultuurhistorici. Filosoof Monika Kirloskar-Steinbach bekleedt de VU-leerstoel Diversifying philosophy, cultuurmaker Guus Pengel is coördinator van de Anton de Kom-leerstoel. Wetenschapshistoricus Robert-Jan Wille is gespecialiseerd in wetenschap in de Nederlandse kolonies.
Alana Helberg-Proctor is wetenschapsantropoloog en kijkt naar de huidige vormen van exclusie en racialisering, vooral in de medische wetenschappen. Het bestuderen van het verleden heeft nog meer zin als je kijkt hoe het vandaag de dag doorwerkt. Daar gaat een belangrijk deel van ons onderzoek over.”
Tegelijk onderzoek je de herkomst van collecties menselijke resten uit koloniale context in Museum Vrolik?
“Natuurlijk wisten we van deze collecties, maar nu hebben we de omvang en herkomst beter in beeld. Dit onderzoek zal altijd work in progress zijn. Bijvoorbeeld doordat archieven en andere bronnen online toegankelijk worden, of door nieuwe contacten met gemeenschappen van oorsprong en diaspora-gemeenschappen. Voor hen zijn schedels voorouders, niet zomaar menselijke resten. Deze contacten spelen vanzelfsprekend een rol bij teruggave. Stichting Budaya Kita en anderen van de Molukse gemeenschap in Nederland hebben de restitutie van vijftien Molukse schedels vorig jaar gecoördineerd en de voorouderlijke schedels terug naar huis gebracht.”
Kun je dan nog wel een anatomisch museum inrichten?
“Ik vind het tonen van anatomische collecties belangrijk, maar daarvoor moet je ethische debatten voeren. Wie zijn de belanghebbenden en wat is hun perspectief? Nazaten of herkomstgemeenschappen hebben een andere blik dan een dokter met anatomische interesse of een patiënt. Die belangen moeten worden afgewogen, sommigen mogen een prominentere stem hebben. Dan toon je níet de resten van een koloniaal verleden omdat dat een open wond is die niet geheeld kan worden.”
‘Het tonen van anatomische collecties is belangrijk, maar daarvoor moet je wel ethische debatten voeren’
Dat betekent teruggave?
“Soms. Het kan niet altijd. Bijvoorbeeld doordat vroeger, door die koloniale blik, vaak niet duidelijk is beschreven waar resten precies vandaan kwamen. Hiervoor is het contact met de diaspora ook van belang. Met hen kun je kijken of deze resten voorlopig in het depot kunnen blijven onder specifieke voorwaarden – zoals een aparte ruimte, als een soort rustplaats, een mausoleum voor voorouders, met mogelijk ook ruimte voor eventuele rituelen.”
Het gaat dus om acht procent van de collectie?
“Met dat deel zijn we bezig omdat het een koloniale context heeft, geracialiseerd is. Die andere 92 procent, grotendeels menselijke resten van Amsterdammers, moeten we ook onderzoeken. Je merkt dat bezoekers en studenten zich afvragen hoe dat zat met het verzamelen van die resten. Bijvoorbeeld bij foetussen: welke zeggenschap hadden ouders? Ze zijn afgestaan in een tijd waarin er een ongelijkwaardige verhouding was tussen artsen en patiënten. Die scheefheid wil je niet vasthouden.”
Nu valt het onderzoek van de koloniale collectie van Museum Vrolik samen met het onderzoek over de KNAW. Waar moet dat alles over drie jaar toe leiden?
“Wat betreft de KNAW gaat het vooral om kennisdeling met collega’s, in internationale wetenschappelijke netwerken. Voor het bredere publiek maken we een documentaire, een publicatie en een expositie in het Trippenhuis. Wat betreft Museum Vrolik hopen we nog eind dit jaar in een bescheiden presentatie de onderzoeksresultaten te tonen – zonder menselijke resten te laten zien. En straks, over drie jaar, is het onderzoek van de KNAW afgesloten. Dan wil ik een nieuwe opstelling van de vaste collectie, waarin we de perspectieven van alle belanghebbenden op anatomische collecties een plek geven: het cultuurhistorische, het wetenschappelijke en het kunstzinnige, dat van de patiënt uit heden en verleden, en dat van nazaten of gemeenschappen. Deze benadering is een way of working geworden. Dit blijft.” •
Het maatschappelijke debat over het koloniale verleden en de slavernij raakt ook de wetenschap. Daarom heeft de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW) een onderzoek ingesteld naar haar eigen rol hierin. Dit wordt geleid door Laurens de Rooy, directeur en curator van het anatomische museum Vrolik in Amsterdam UMC: “We moeten kritisch naar onszelf kijken.”
Tekst: Sandra Smets • Foto's: Mark Horn
p zich is Museum Vrolik een prachtige tijdscapsule uit de 19e eeuw”, zegt wetenschapshistoricus De Rooy. “Het startte rond 1800 als privécollectie van vader en zoon Vrolik. Maar die 19e-eeuwse basis heeft een keerzijde. Acht procent van de collectie bestaat uit geracialiseerde menselijke resten, vooral schedels – merendeels uit Indonesië, het voormalig Nederlands-Indië. Die kun je niet tentoonstellen, daar moet je onderzoek naar doen en daar moet je over in gesprek gaan met herkomstgemeenschappen.”
Vergelijkbaar onderzoek doet De Rooy sinds september als projectleider van het consortium Koloniale Macht & Kennis. “Toen ik eind vorig jaar over deze onderzoekswens hoorde, was ik meteen geïnteresseerd. Tussen Museum Vrolik en haar grondleggers enerzijds en de KNAW anderzijds bestaan dwarsbestanden, die samenhangen met ideeën over ras en het verzamelen van menselijke resten uit koloniale context.”
Waarom wilde de KNAW dit onderzoek?
Laurens de Rooy: “De KNAW beschouwt zich als de nationale hoeder van de wetenschap in Nederland. Dan is het ook van belang kritisch naar jezelf kijken. Hoe heeft het koloniale verleden de wetenschap en de opvatting over goede wetenschap – tot vandaag de dag nog – mede bepaald? Het onderzoek startte in september. Een meerstemmig perspectief is hierbij een belangrijk uitgangspunt. We merken dat er vanuit bijvoorbeeld Zuid-Afrika, Indonesië, de Antillen en Suriname zeer veel belangstelling is, ook voor de kwetsbare en open opstelling van de KNAW hierin.”
Wat is de hoofdvraag?
“Hoe hebben de KNAW en haar voorganger, in de context van kolonialisme en slavernijpraktijken, bijgedragen aan de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis – en hoe gaan we om met de hedendaagse nationale en internationale impact daarvan? Daaronder hangen deelvragen, bijvoorbeeld over de rol van het verzamelen van culturele objecten, wetenschappelijke specimens en menselijke resten. Hoe spraken wetenschappers binnen de KNAW hierover met elkaar? Het gaat bijvoorbeeld ook over hiërarchische opvattingen over ‘mensenrassen’ bij het uitsluiten van mensen en hun kennis. En welke rol speelde gewin, status of macht bij wetenschappelijke expedities in de koloniën?”
Laurens de Rooy met in de kast het grote skelet van de leeuw in Museum Vrolik: “Dit skelet was ooit in bezit van Lodewijk Napoleon, koning van Holland tussen 1806 en 1810. Lodewijk richtte het Koninklijk Instituut voor Wetenschap, Letterkunde en Schone kunsten op, de voorloper van de KNAW. Gerard Vrolik werd hiervan de secretaris. Lodewijk schonk het leeuwenskelet aan Gerard Vrolik voor diens Museum Vrolikianum.”
Hoe is Museum Vrolik hierin een casus?
“Vader en zoon Vrolik waren allebei hoogleraar Geneeskunde met belangrijke posities in de wetenschap en cultuur rond 1800. Als secretarissen van de KNAW en de voorloper ervan, hielden ze zich bezig met het dagelijkse reilen en zeilen en onderhielden ze contacten met leden. Sommige leden waren correspondent-lid in Suriname, in West-Bengalen oftewel India, en in Batavia – nu Jakarta – en leverden geracialiseerde schedels voor de privécollectie van de Vroliks.”
Kun je die rol van de Vroliks neutraal en onafhankelijk onderzoeken, als onderzoeksleider en tegelijk ook conservator van museum Vrolik?
“Ik zou me daarin niet anders opstellen dan een andere onderzoeker en deze verhaallijn kritisch tegen het daglicht houden. Het is een voordeel dat we nauw samenwerken als onderzoeksteam. Ik kan me voorstellen dat er gezegd wordt: ‘Het is handig als iemand anders dit aspect onderzoekt’. Daarnaast wordt ons onderzoek begeleid door een onafhankelijke adviescommissie die dit soort zaken toetst.”
Wie nemen deel aan het team en hoe gaat het onderzoek in zijn werk?
“We hebben een interdisciplinair team van zeven leden met internationale netwerken. Sadiah Boonstra, in Jakarta, en Caroline Drieënhuizen zijn cultuurhistorici. Filosoof Monika Kirloskar-Steinbach bekleedt de VU-leerstoel Diversifying philosophy, cultuurmaker Guus Pengel is coördinator van de Anton de Kom-leerstoel. Wetenschapshistoricus Robert-Jan Wille is gespecialiseerd in wetenschap in de Nederlandse kolonies.
Alana Helberg-Proctor is wetenschapsantropoloog en kijkt naar de huidige vormen van exclusie en racialisering, vooral in de medische wetenschappen. Het bestuderen van het verleden heeft nog meer zin als je kijkt hoe het vandaag de dag doorwerkt. Daar gaat een belangrijk deel van ons onderzoek over.”
Tegelijk onderzoek je de herkomst van collecties menselijke resten uit koloniale context in Museum Vrolik?
“Natuurlijk wisten we van deze collecties, maar nu hebben we de omvang en herkomst beter in beeld. Dit onderzoek zal altijd work in progress zijn. Bijvoorbeeld doordat archieven en andere bronnen online toegankelijk worden, of door nieuwe contacten met gemeenschappen van oorsprong en diaspora-gemeenschappen. Voor hen zijn schedels voorouders, niet zomaar menselijke resten. Deze contacten spelen vanzelfsprekend een rol bij teruggave. Stichting Budaya Kita en anderen van de Molukse gemeenschap in Nederland hebben de restitutie van vijftien Molukse schedels vorig jaar gecoördineerd en de voorouderlijke schedels terug naar huis gebracht.”
Kun je dan nog wel een anatomisch museum inrichten?
“Ik vind het tonen van anatomische collecties belangrijk, maar daarvoor moet je ethische debatten voeren. Wie zijn de belanghebbenden en wat is hun perspectief? Nazaten of herkomstgemeenschappen hebben een andere blik dan een dokter met anatomische interesse of een patiënt. Die belangen moeten worden afgewogen, sommigen mogen een prominentere stem hebben. Dan toon je níet de resten van een koloniaal verleden omdat dat een open wond is die niet geheeld kan worden.”
‘Het tonen van anatomische collecties is belangrijk, maar daarvoor moet je wel ethische debatten voeren’
Dat betekent teruggave?
“Soms. Het kan niet altijd. Bijvoorbeeld doordat vroeger, door die koloniale blik, vaak niet duidelijk is beschreven waar resten precies vandaan kwamen. Hiervoor is het contact met de diaspora ook van belang. Met hen kun je kijken of deze resten voorlopig in het depot kunnen blijven onder specifieke voorwaarden – zoals een aparte ruimte, als een soort rustplaats, een mausoleum voor voorouders, met mogelijk ook ruimte voor eventuele rituelen.”
Het gaat dus om acht procent van de collectie?
“Met dat deel zijn we bezig omdat het een koloniale context heeft, geracialiseerd is. Die andere 92 procent, grotendeels menselijke resten van Amsterdammers, moeten we ook onderzoeken. Je merkt dat bezoekers en studenten zich afvragen hoe dat zat met het verzamelen van die resten. Bijvoorbeeld bij foetussen: welke zeggenschap hadden ouders? Ze zijn afgestaan in een tijd waarin er een ongelijkwaardige verhouding was tussen artsen en patiënten. Die scheefheid wil je niet vasthouden.”
Nu valt het onderzoek van de koloniale collectie van Museum Vrolik samen met het onderzoek over de KNAW. Waar moet dat alles over drie jaar toe leiden?
“Wat betreft de KNAW gaat het vooral om kennisdeling met collega’s, in internationale wetenschappelijke netwerken. Voor het bredere publiek maken we een documentaire, een publicatie en een expositie in het Trippenhuis. Wat betreft Museum Vrolik hopen we nog eind dit jaar in een bescheiden presentatie de onderzoeksresultaten te tonen – zonder menselijke resten te laten zien. En straks, over drie jaar, is het onderzoek van de KNAW afgesloten. Dan wil ik een nieuwe opstelling van de vaste collectie, waarin we de perspectieven van alle belanghebbenden op anatomische collecties een plek geven: het cultuurhistorische, het wetenschappelijke en het kunstzinnige, dat van de patiënt uit heden en verleden, en dat van nazaten of gemeenschappen. Deze benadering is een way of working geworden. Dit blijft.” •